Spaanse werkwoorden - Poner en Ponerse
Op verzoek van Margreet vandaag een post over de werkwoorden 'poner' en 'ponerse'.
Allereerst is het belangrijk te weten hoe je deze werkwoorden moet vervoegen. Kijk hier voor de vervoeging van 'poner' en 'ponerse'.
Beide werkwoorden hebben een heleboel verschillende betekenissen en toepassingen:
Allereerst is het belangrijk te weten hoe je deze werkwoorden moet vervoegen. Kijk hier voor de vervoeging van 'poner' en 'ponerse'.
Beide werkwoorden hebben een heleboel verschillende betekenissen en toepassingen:
- le he puesto azúcar = ik heb er suiker in gedaan
- pongame un café! = geef mij maar een kop koffie!
- poner en camino = op weg helpen
- poner la comida en el fuego = het eten opzetten
- poner por escrito = op schrift stellen
- poner dinero encima = er geld op toeleggen
- poner en marcha = starten, in beweging zetten
- ponerse en marcha = gaan rijden
- pongo más alta la radio = ik zet de radio harder
- poner en orden = op orde brengen
- qué pone? = wat staat er? (in krant, brief)
- pongamos por caso que... = laten we veronderstellen dat ...
- puso tres horas en ... = hij deed 3 uur over ...
- poner el nombre de Juan = de naam Juan geven
- ponerse en camino = zich op weg begeven
- ponerse por medio = in de weg gaan staan
- en un instante me pongo en tu casa = ik ben in een ogenblik bij je
- ponerse bien = zich netjes aankleden
- ponerse un vestido = een jurk aantrekken
- ponerse a trabajar = aan het werk gaan / beginnen te werken
- se puso todo de pintura = hij zat helemaal onder de verf
- ponerse bien = beter worden
- ponerse malo = ziek worden
- ponerse peor = slechter / erger worden
- no te pongas asi = wind je niet op / stel je niet zo aan
poner
BeantwoordenVerwijderenovergankelijk werkwoord
1 plaatsen; (neer)zetten
2 aantrekken
3 veronderstellen
4 leggen
5 vertonen; draaien
6 inzetten; inleggen; verwedden
7 bijdragen; meebetalen
8 opleggen
9 aandoen ; aanzetten
10 schrijven
11 vestigen; openen; installeren
12 geven; toedienen
voorbeeld: poner por encima = de voorkeur geven aan
voorbeeld: ¿cómo le vamos a poner? = hoe zullen we hem noemen?
voorbeeld: poner en un compromiso a alg. = iemand in verlegenheid brengen
voorbeeld: poner al día = bijwerken
voorbeeld: poner al corriente = op de hoogte stellen
voorbeeld: poner con = (door)verbinden met
voorbeeld: poner la mesa = de tafel dekken
voorbeeld: poner por caso que = veronderstellen dat
voorbeeld: poner en claro = duidelijk maken
voorbeeld: poner nervioso = nerveus maken
voorbeeld: ponerle a uno en camino = iemand op weg helpen
voorbeeld: poner la casa a una persona = iemand installeren
voorbeeld: poner una cosa al descubierto = iets duidelijk doen blijken
voorbeeld: póngame dos pastillas de jabón = geef me twee stukken zeep
voorbeeld: ponlo aquí = stop het hier maar in
voorbeeld: ¿dónde lo pongo? = waar zal/moet ik hem neerzetten
voorbeeld: poner a alg. de idiota = iemand voor idioot uitmaken
onovergankelijk werkwoord
eieren leggen
ponerse
BeantwoordenVerwijderenwederkerend werkwoord
1 zich plaatsen; gaan staan
2 ondergaan
3 zich kleden; om-, aandoen; opzetten
4 zich vies maken; ergens onder zitten
5 worden
voorbeeld: ponerse bien = herstellen; beter worden
voorbeeld: ponerse enfermo = ziek worden
voorbeeld: ponerse en la situación de alg. = zich in iemands toestand verplaatsen
voorbeeld: ponerse a bien con alg. = het weer goed maken met iemand
voorbeeld: no te pongas así = stel je niet zo aan
6 ponerse a [+ onbep. wijs] beginnen te
7 ponerse de zich vullen / volproppen met
Anoniempje, bedankt voor deze aanvullingen. Super!
Verwijderen